- dans
- dans [dã]〈voorzetsel〉1 〈plaats〉in ⇒ binnenin, te midden van, bij2 〈tijd, indien niet gevolgd door bepaald lidwoord〉over3 〈tijd, indien gevolgd door bepaald lidwoord〉binnen ⇒ in, in de loop van4 〈wijze〉in ⇒ met, bij5 〈bij cijfers〉ongeveer ⇒ bij benadering♦voorbeelden:1 dans l'escalier • op de trapdans une île • op een eilanddans la rue • op straatboire dans un verre • uit een glas drinken2 dans une heure • over een uur3 dans le plus bref délai • zo spoedig mogelijkdans les délais convenus • binnen de gestelde termijn, tijddans la semaine • in de loop van de weekdans le temps • indertijd4 dans le but de • met het doel omdans l'intention de • met de bedoeling omdans les règles • volgens de voorschriften5 cela coûte dans les deux cents francs • dat kost ongeveer tweehonderd frankprép1) in, binnen(in), te midden van, bij [plaats]2) over [tijd]3) in, in de loop van [tijd]4) in, met, bij [wijze]5) ongeveer, bij benadering
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.